Op donderdag rond 15.00 uur rijd ik – zoals al jaren – voor mijn avonddienst naar Boxtel. Ik heb Ad gister beloofd vanavond een stuk met hem te gaan wandelen. Al 8 jaar ben ik de persoonlijk begeleider van Ad, voor hem ook wel baasje genoemd. Gewoon ontstaan uit een grapje, jaren geleden. Ad is altijd vrolijk, in voor een geintje. En we zeggen als collega’s weleens tegen elkaar: ‘Als je met je verkeerde been uit bed bent gestapt, dan moet je ’s morgens naar Ad, want als hij je ziet maakt zijn blijdschap je dag helemaal goed. Met open armen ontvangt hij je als je op locatie komt, en in de verte is hij al te horen: “Baasje, baasje, baasje”.
Maar vandaag is Ad verdrietig. Al een paar dagen eigenlijk, want hij vindt Corona niet meer leuk. Hij begrijpt niet wat er in de wereld aan de hand is, mist zijn wekelijkse structuur van zwemmen en naar de dagbesteding en voelt hij zich opgesloten. Gelukkig mogen we naar buiten, al is het merendeel van de cliënten hier wel afhankelijk van begeleiding. Maar de situatie waarin we zitten, maakt dat we anders met onze tijd omgaan, kansen zien en pakken in een dienst. Voor mijn gevoel zijn we gestopt met rennen en de bezetting van vanavond maakt dat we wel een uur samen kunnen wandelen.
Met de minuut zie ik Ad vrolijker worden: even tijd alleen, even van de locatie weg en even de natuur in. We spreken af dat we onze zorgen in de Dommel gooien, we kletsen over simpele dingen maar ook over dat nare virus dat Corona heet. En ik probeer hem in de taal die hij verstaat uit te leggen wat dit voor hem betekent. We kijken naar mooie bloemen, naar een geboortebord in de tuin, en we vragen ons samen af waar die politieauto toch zo snel op af zou gaan. En in de stiltes die vallen, denk ik aan het moment waarin ik zit, het hier en nu. Waarom ik dit werk zo graag doe, waarom ik zo graag op een woonvorm als deze werk, en waarom ik ‘aan het bed wil blijven staan’. Ook word ik me bewust van de snelheid van het leven voor de Corona-tijd, aan de volle agenda die leidend kon zijn voor de dag, afspraken die elkaar snel volgden, en ga zo maar door. In die snelheid gingen we nog wel eens voorbij aan het echte contact. De (tijds)druk is er even af, de cliënt bepaalt nu meer het tempo. En dat is best goed. Af en toe heeft een cliënt even die extra aandacht nodig, gewoon om weer even op te kunnen laden.
Ik ben blij en zeer voldaan dat ik dit oplaadpunt vanavond voor Ad kon zijn, dat het voelde alsof we alle tijd van de wereld hadden, even terug naar de bedoeling. Want dit, dit is waarom ik ben gaan werken als verpleegkundige in de gehandicaptenzorg. De pure contacten met deze bijzondere mensen. Dit zijn de momenten waar mijn zorghart sneller van gaat kloppen.
Als we terugkomen komt de geur van koffie ons al tegemoet en iedereen vraagt aan Ad hoe het geweest is. “Fijn ja, fijn ja, heel mooi. Primaaaaaa!”
Leonie Diemers
Persoonlijk Begeleider